Onze inzet
De rente is nog steeds zeer laag. Het herstel van de wereldeconomie is flink toegenomen in 2018/2019. Maar in 2019/2020 vertraagt de economische groei in de eurozone. De vraag uit het buitenland staat onder druk vanwege de handelsoorlog tussen de VS en China. Het remmende effect daarvan op de economische groei is nog niet achter de rug. Daar komt bij dat de politieke situatie onzeker is. Zo dreigt er een harde brexit en bestaan er twijfels over de overheidsfinanciën in Italië. Als gevolg hiervan zijn bedrijven en gezinnen voorzichtig met investeren en consumeren, zodat de economische groei afneemt en de inflatie afzwakt.
Het Internationaal Monetair Fonds verwacht voor 2019 in Nederland een economische groei van 1,7%. En de Europese Centrale Bank houdt de rente zeker nog tot en met de eerste helft van 2020 op het huidige zeer lage niveau. Op basis van deze verwachtingen zijn bij de begroting 2020 rentepercentages ingezet van -0,4 tot 0% voor kasgeldleningen en 0 tot 1% voor langlopende leningen.
Rentetoerekening
Het schema hieronder toont:
- de rentelasten van de externe financiering
- het renteresultaat
- de wijze van rentetoerekening
- de verwerking van de rentelasten en -baten in de begroting en de jaarstukken
De rentevergoeding over het eigen vermogen wordt berekend met een rentepercentage van 1,64%. Dit percentage is gebaseerd op het gewogen gemiddelde van de externe rentelasten over de lang- en kortlopende leningen. Het toerekenen van de werkelijke rentekosten aan de taakvelden doen we via het renteomslagpercentage. De gemeente Zutphen hanteert een omslagrente van 1,3%. De basis hiervoor is de boekwaarde van de activa die bij de taakvelden hoort.
De omslagrente mag op een veelvoud van een half procent worden afgerond. De omslagrente mag maximaal 0,5% afwijken van het werkelijke rentepercentage dat aan de taakvelden moet worden toegerekend. De gemeente mag dit percentage afronden op 1,5%. Bij toepassing van 1,3% renteomslag bedraagt het renteresultaat -€ 5.000. Dit is een afwijking van 0,14% (=minder dan 0,5%).
Rente toerekening | Bedragen * € 1.000 | |
a. De externe rentelasten ovr de korte en lange financiering | 3.574 | |
b. De externe rentebaten | 586 | |
Totaal door te rekenen externe rente | 2.988 | |
c. De rente doorberekend aan de grondexploitatie | -494 | |
De rente doorberekend aan de betreffende taakveld | 0 | |
-494 | ||
Saldo door te rekenen externe rente | 2.493 | |
d1. Rente over eigen vermogen | 0 | |
d2. Rente over voorzieningen | 0 | |
De aan taakvelden toe te rekenen rente | 2.493 | |
e. De werkelijk aan taakvelden toegerekende rente (renteomslag) | 2.488 | |
-5 | ||
f. Rente resultaat op het taakveld rente treasury |
Renterisico
Het renterisico op de vaste schuld is in de wet FIDO omschreven als: ‘de mate waarin het saldo van de rentelasten en de rentebaten van een openbaar lichaam verandert door veranderingen in het rentepercentage op leningen en uitzettingen met een oorspronkelijke rente typische looptijd van een jaar of langer’.
Het renterisico op de vaste schuld moet voldoen aan de renterisiconorm. Deze norm is in een wettelijke uitvoeringsregeling uitgewerkt als een bedrag ter hoogte van 20% van de begroting. Het doel is zo spreiding te krijgen in de rente typische looptijden in de leningenportefeuille, waardoor een verandering in de rente vertraagd doorwerkt op de rentelasten.
Prognose renterisico (bedragen x € 1000)
Uit deze tabel blijkt dat het renterisico op de vaste schuld binnen de wettelijk gestelde normen blijft.
Omschrijving | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 |
1a. Rente herziening op vaste schuld o/g | 862 | 0 | 9.719 | |
1b. Rente herziening op vaste schuld u/g | 0 | 3.824 | ||
2. Netto rente herziening op vaste schuld (1a-1b) | 862 | 0 | 0 | 5.895 |
3. Betaald aflossingen | 9.577 | 11.626 | 8.244 | 8.294 |
4. Renterisico op vaste schuld (2+3) | 10.439 | 11.626 | 8.244 | 14.189 |
Renterisiconorm | ||||
5. Rentenorm (20% van omvang begroting per 1-1) | 34.727 | 31.915 | 31.346 | 32.097 |
7. Aflossingen en renteherzieningen (netto) | 10.439 | 11.626 | 8.244 | 14.189 |
6a. Ruimte onder de risiconorm (5-7) | 24.288 | 20.289 | 23.102 | 17.908 |
Leningenportefeuille
In onderstaand overzicht geven wij de mutaties in de leningenportefeuille weer.
(bedragen x € 1.000) | Bedrag | Gem. rente | invloed op gem. rente |
Beginstand 1-1-2020 | 132.659 | 2,52% | |
Nieuwe leningen | 5.000 | 0,00% | 0,00% |
Reguliere aflossingen | -9.577 | 3,02% | -0,04% |
Vervroegde aflossingen | |||
Eindstand per 31-12-2020 | 128.081 | 2,48% | -0,04% |
Portefeuille vaste uitzettingen per 1 januari 2020
In onderstaande tabel staan de verstrekte langlopende leningen. De leningen zijn voornamelijk aan woningcorporaties. De rente en aflossing van de leningen verstrekt aan de Stichting Hanzehof Zutphen wordt verrekend met de subsidie die de Hanzehof krijgt.
Naam geldnemer (bedragen x € 1.000) | Nominaal | Restant uitzetting | Weging in portefeuille |
Vaste uitzettingen publieke taak | |||
- Woningcorporaties | 20.693 | 9.346 | 42,96% |
- Overige instellingen | 15.800 | 11.375 | 52,29% |
Totaal uitzettingen publieke taak | 36.493 | 20.721 | 95,25% |
Totaal vaste uitzettingen geen publieke taak | 1.905 | 1.034 | 4,75% |
Totaal vaste uitzettingen | 38398 | 21755 | 100,00% |
Rentekosten en -opbrengsten verbonden aan financieringsfunctie per 1 januari 2020
Dekking (bedragen x € 1.000) | Rente % | Bedrag | Rente kosten |
Kort geld | -0,39% | 14.759 | -58 |
Onderhandse lening | 2,52% | 132.659 | 3.343 |
Totaal | 147.233 | 3.285 |
Kasgeldlimiet
Voor het bepalen van de liquiditeitspositie (de mate waarin we op korte termijn aan de opeisbare verplichtingen kunnen voldoen) is de kasgeldlimiet belangrijk. De kasgeldlimiet geeft aan hoe hoog de kortlopende schuld maximaal mag zijn. Als kort geldt een termijn van maximaal 1 jaar. Over kort geld krijgen we in de huidige geldmarktsituatie een lagere rentevergoeding dan over lang geld.
De kasgeldlimiet is bedoeld om ons ervoor te behoeden dat de rentelasten opeens fors stijgen, omdat de rente voor kort geld sterk kan fluctueren.
De kasgeldlimiet is het begrotingstotaal bij het begin van het jaar x 8,5%. Dit percentage is via een ministeriële regeling vastgesteld. Voor 2020 bedraagt deze limiet €14,6 miljoen gebaseerd op een begrotingsomvang van € 174 miljoen. Binnen de limiet mag in de financieringsbehoefte worden voorzien met kortlopende financieringsmiddelen. Ieder kwartaal wordt de stand van de netto vlottende schuld van de gemeente getoetst aan de kasgeldlimiet.
Liquiditeitspositie
De uitgaven en inkomsten van de gemeente lopen niet synchroon in de tijd. We moeten soms geld lenen om tijdig te kunnen betalen, soms hebben we (tijdelijk) geld over. Ook moeten we investeringen financieren: in korte tijd worden uitgaven gedaan die pas over een veel langere periode worden afgeschreven.
Om de treasuryfunctie goed te kunnen uitvoeren is het tijdig, juist en volledig beschikbaar hebben van financiële informatie van wezenlijk belang. Hiervoor is een liquiditeitsprognose opgesteld. Volgens de liquiditeitsplanning overschrijden we de kasgeldlimiet in het 1e en 2e kwartaal van 2020. Volgens de Wet Fido mag de kasgeldlimiet niet overschreden worden. Om te voorkomen dat de limiet met een derde kwartaal wordt overschreden zal er in het 2e kwartaal een langlopende lening moeten worden afgesloten van € 5 miljoen.
Wet HOF (Houdbare overheidsfinanciën)
In het wetsvoorstel Houdbare overheidsfinanciën gaat het om strengere regels om te zorgen dat het Nederlandse begrotingstekort beperkt wordt tot 3%. Gemeenten dragen bij aan het begrotingstekort van de collectieve sector.
Door een verschil in boekhoudstelsels tussen Rijk en gemeenten worden investeringen nu als tekortvergroting voor het EMU-saldo aangemerkt. Het wetsvoorstel bepaalt dat niet alleen het Rijk maar ook de gemeenten zich moeten houden aan de strengere begrotingsregels en sanctiemogelijkheden. Het aandeel van gemeenten gezamenlijk in de 3% is 0,38%-norm.
Lagere overheden moeten hun tekort onder de af te spreken percentages houden. Als dat niet gebeurt, kunnen gemeenten en provincies een boete krijgen. De berekening van het EMU-saldo voor Zutphen komt uit op € -8,2 miljoen. Hieronder vindt u een gedetailleerde onderbouwing.
Omschrijving (bedragen * € 1.000) | 2019 Volgens realisatie t/m september 2019, aangevuld met raming resterende periode | 2020 Volgens begroting 2020 | 2021 Volgens meerjarenraming in begroting 2021 |
1. Exploitatiesaldo vóór toevoeging aan c.q. onttrekking uit reserves (zie BBV, artikel 17c) | -8.342 | -3.603 | 996 |
2. Afschrijvingen ten laste van de exploitatie | 8.433 | 8.401 | 9.084 |
3. Bruto dotaties aan de post voorzieningen ten laste van de exploitatie minus de vrijval van de voorzieningen ten bate van de exploitatie | 414 | 388 | 388 |
4. Investeringen in (im)materiële vaste activa die op de balans worden geactiveerd | 9.347 | 6.982 | 6.982 |
5. Baten uit bijdragen van andere overheden, de Europese Unie en overigen, die niet op de exploitatie zijn verantwoord en niet al in mindering zijn gebracht bij post 4 | 705 | 705 | 705 |
6. Desinvesteringen in (im)materiële vaste activa: Baten uit desinvesteringen in (im)materiële vaste activa (tegen verkoopprijs), voor zover niet op exploitatie verantwoord | 18 | ||
7. Aankoop van grond en de uitgaven aan bouw-, woonrijp maken e.d. (alleen transacties met derden die niet op de exploitatie staan) | |||
8. Baten bouwgrondexploitatie: Baten voorzover transacties niet op exploitatie verantwoord | |||
9. Lasten op balanspost Voorzieningen voorzover deze transacties met derden betreffen | 101 | 101 | 101 |
10. Lasten ivm transacties met derden, die niet via de onder post 1 genoemde exploitatie lopen, maar rechtstreeks ten laste van de reserves (inclusief fondsen en dergelijke) worden gebracht en die nog niet vallen onder één van bovenstaande posten | |||
11. Verkoop van effecten: Gaat u effecten verkopen? (ja/nee) | nee | nee | nee |
Berekend EMU-saldo | -8.220 | -1.192 | 4.090 |